|
|
|
|
|
|
thema: Als vrienden vogels wassen.
Anneke
Wat beneden ons, wij, broze zeepsopbel
Gedragen sluier, ontoereikend, onspeurbaar overspel
vult mij vandaag nog luisterend luchtballon
Waar vogels opgepoetst, de glazen bol verlicht, verlucht
Die op het fladderen in de bogen van hun vlucht
Met ons op alle kanten, alle hoeken wou
maar beneden ons ligt elk dorp om elk gehucht
Alsof in rijkelijk wind vol storm, in open hel
Allengs geen boze vlam nog branden wou.
( de bodem draagt waarin ik stappen hou…)
Kris
Bij bruggen stapsgewijs een boom verlegen
waar twijgen tussensprongen over wegen
langszij met halfrondgewelf om steen bewogen
waaronder water vliet en ook wel tegen
pilasters rust aan helm en blad gezogen
Daar zacht gemeurd is over donderslag de grond
die ons allicht in beider oeverkant hervond
vol zoden gras met klei en zand getogen
mij ademwind als eeuwig in elkander stond.
Lizzi
Bij het trappelen op mijn watervlak
als van de pelikaan de vleugelslagen dicht
zie ik door duizend druppels spetterend licht
steeds hogerop omheen je haven van mezelf
de snavel met de ogen naar de zon gericht
het kroos dat achterblijft wat wiegend als gewelf
sluit als een plak plaveisel nog zijn drijvend dak
rondom het blijvend twijgen van uw tak.
( jij wast de bloesem waar ik witte bloemen delf.)
|
|
|
|
|
thema:
Als vrienden vogels wassen.
Lut,
Dat ogenblik om troost
Geen blauwe blik te ver
mij fladderend vlinderend her en der
Jouw onbevangen kinderkroost
van straten boordevol
steels, de penseelvoering om je lach
schrijft weer de dagen vol
die mij gesloten ramen zag
speels, als blinkend goud
jouw beeltenis mij jaren oud
opnieuw als meerit schreef
vol lach en ogenblikken bleef.
Gerdje
Waar woeste golfram op de rotsen breekt,
door fiedel en de bodhràn duurt.
Je zangstem landschap uit de echo spreekt
dweil ik weer stappen terug doorheen mijn buurt
herken ik stiekem stem muziekdoorweekt
herinnering, de wagen van mijn jeugd bestuurd;
als wiegend meeuwen hoger hangen
zijn golven baldakijn
voor duiven die hun hok verlangen
alleen de verte schrijft het klein.
Jan
Het licht dat witte zomerbloemen schrijft
Doorheen je vaste hand gelegd
En eeuwig dagen zaaiend, open blijft
de deur draait onder balk en hooi
voorbij een wandklok sneeuw en dooi
die plooien in de wijze uren vlecht
langs kleur en woord en mieters mooi
Met wind die ons door donzig veder drijft
de heuvels in de juiste richting legt.
|
|
|
|